Jan Devlieger, Phaedra 89
Matti Poels, MUSIC FRAMES: ‘Een prestigieus project waarop Devlieger op diverse klavecimbels werken speelt van Vlaamse componisten die leefden tussen 1450 en 1950’
MEER...
‘Five Centuries of Flemish Harpsichord Music’ (Vijf Eeuwen Vlaamse Klavecimbel Muziek) – zo heet de nieuwe CD van de Vlaamse klavecinist Jan Devlieger (in vier menuetten te horen met Sandra Van der Gucht). Een prestigieus project waarop Devlieger op diverse klavecimbels werken speelt van Vlaamse componisten die leefden tussen 1450 en 1950.
Het klavecimbel is bij uitstek een Barokinstrument (eind 16de/helft 18de eeuw). Het instrument vormt de basis voor veel concerten en sonaten waar het samen met de viola da gamba zorgde voor de Basso Continuo (BC). Een begeleidingstechniek gebaseerd op de ‘becijferde bas’ (boven de baslijn geschreven) die corresponderen met akkoorden. Aangezien je op het klavecimbel alleen terrassendynamiek kunt spelen (hard of zacht) en dus geen overgangsdynamiek (langzaam van zacht naar hard en vice versa), raakt het instrument na 1750 steeds meer in onbruik en keert pas weer terug in eigentijdse composities. De Gentse klavecinist Jan Devlieger wil meer ruchtbaarheid geven aan de Vlaamse Barokmuziek die tegenwoordig zo weinig te horen is en nam daarom zijn album ‘Five Centuries of Flemish Harpsichord Music’ op. En dan te bedenken dat na Italië, België (Antwerpen) dé plek was waar in de 17de eeuw belangrijke klavecimbel bouwers woonden die het instrument verder ontwikkelde.
Het album ‘Five Centuries of Flemish Harpsichord Music’ opent met een bewerking voor klavecimbel van het vier stemmige lied ‘La Morra‘ van de Brabander Heinrich Isaac. Een componist die in Italië en Oostenrijk werkte en vooral bekend is geworden door zijn adembenemend lied‘Innsbruck, Ich muss dich lassen’. Hij was rond 1500 samen met Josquin des Prez (Josken van der Weiden) een vooraanstaand componist. Prachtig zijn ook enkele anonieme composities (o.a. ‘Och Liefste Lief‘) uit de Kempische handschriften en liedboeken. Pareltjes die schitteren in eenvoud. In Barokke traditie klinken de ‘Suite in D minor‘ en ‘Suite in G‘. Robuuste bouwwerkjes die aansluiten bij het werk van Italiaanse componist Scarlatti en de Franse componisten Couperin en Rameau. Virtuoos, met veel versieringen en energiek dynamische melodieën. De muziek wordt, ondanks zijn ferme en soms krachtige uitstraling, helder en toegankelijk gespeeld door Jan Devlieger, die overigens naast klavecinist ook organist, blokfluitspeler en zanger is. Zijn spel is opgeruimd, overzichtelijk en straalt zelfvertrouwen uit. Dat vinden we ook terug in het klavecimbel dubbel-concert (met Sandra Van der Gucht) van de Brusselse componist François Krafft dat een markante zeggingskracht heeft. Vier menuetten werden speciaal gearrangeerd voor deze CD voor twee klavecimbels. Compromisloze werken die uit improvisatie zijn ontstaan en door hun duidelijke driekwartsmaat een dansend en dartelend karakter hebben. De Leuvense componist Mathias van den Gheyn schreef veel werken voor het klavier maar componeerde ook voor het carillion. Wie met deze voorkennis luistert naar ’Prelude & Gigue in G mineur‘ ervaart een brede klanksensatie waarbij het carillion als een frisse wind door de compositie fladdert. Het slotstuk ‘Halt im Gedächtnis‘ (ode aan J.S. Bach) van de Mechelse componist Raymond Schroyens (1933) laat een enerverend en nieuwe klank horen waarmee duidelijk wordt dat na vijf eeuwen klavecimbelmuziek dit instrument nog lang niet is uitgesproken.
Het klavecimbel is bij uitstek een Barokinstrument (eind 16de/helft 18de eeuw). Het instrument vormt de basis voor veel concerten en sonaten waar het samen met de viola da gamba zorgde voor de Basso Continuo (BC). Een begeleidingstechniek gebaseerd op de ‘becijferde bas’ (boven de baslijn geschreven) die corresponderen met akkoorden. Aangezien je op het klavecimbel alleen terrassendynamiek kunt spelen (hard of zacht) en dus geen overgangsdynamiek (langzaam van zacht naar hard en vice versa), raakt het instrument na 1750 steeds meer in onbruik en keert pas weer terug in eigentijdse composities. De Gentse klavecinist Jan Devlieger wil meer ruchtbaarheid geven aan de Vlaamse Barokmuziek die tegenwoordig zo weinig te horen is en nam daarom zijn album ‘Five Centuries of Flemish Harpsichord Music’ op. En dan te bedenken dat na Italië, België (Antwerpen) dé plek was waar in de 17de eeuw belangrijke klavecimbel bouwers woonden die het instrument verder ontwikkelde.
Het album ‘Five Centuries of Flemish Harpsichord Music’ opent met een bewerking voor klavecimbel van het vier stemmige lied ‘La Morra‘ van de Brabander Heinrich Isaac. Een componist die in Italië en Oostenrijk werkte en vooral bekend is geworden door zijn adembenemend lied‘Innsbruck, Ich muss dich lassen’. Hij was rond 1500 samen met Josquin des Prez (Josken van der Weiden) een vooraanstaand componist. Prachtig zijn ook enkele anonieme composities (o.a. ‘Och Liefste Lief‘) uit de Kempische handschriften en liedboeken. Pareltjes die schitteren in eenvoud. In Barokke traditie klinken de ‘Suite in D minor‘ en ‘Suite in G‘. Robuuste bouwwerkjes die aansluiten bij het werk van Italiaanse componist Scarlatti en de Franse componisten Couperin en Rameau. Virtuoos, met veel versieringen en energiek dynamische melodieën. De muziek wordt, ondanks zijn ferme en soms krachtige uitstraling, helder en toegankelijk gespeeld door Jan Devlieger, die overigens naast klavecinist ook organist, blokfluitspeler en zanger is. Zijn spel is opgeruimd, overzichtelijk en straalt zelfvertrouwen uit. Dat vinden we ook terug in het klavecimbel dubbel-concert (met Sandra Van der Gucht) van de Brusselse componist François Krafft dat een markante zeggingskracht heeft. Vier menuetten werden speciaal gearrangeerd voor deze CD voor twee klavecimbels. Compromisloze werken die uit improvisatie zijn ontstaan en door hun duidelijke driekwartsmaat een dansend en dartelend karakter hebben. De Leuvense componist Mathias van den Gheyn schreef veel werken voor het klavier maar componeerde ook voor het carillion. Wie met deze voorkennis luistert naar ’Prelude & Gigue in G mineur‘ ervaart een brede klanksensatie waarbij het carillion als een frisse wind door de compositie fladdert. Het slotstuk ‘Halt im Gedächtnis‘ (ode aan J.S. Bach) van de Mechelse componist Raymond Schroyens (1933) laat een enerverend en nieuwe klank horen waarmee duidelijk wordt dat na vijf eeuwen klavecimbelmuziek dit instrument nog lang niet is uitgesproken.
VERBERG